Prometheus zwart
linkerzijde




Rudi Fuchs (15 mei 2003)

Rudi Fuchs (1942, Eindhoven) is kunsthistoricus en was tot voor kort directeur van het Stedelijk Museum te Amsterdam. Hij bezocht vele ateliers in binnen- en buitenland, maakte tentoonstellingen en schreef beschouwingen over het werk van kunstenaars.

In het interview met Rudi Fuchs dat op 17 januari j.l. verscheen in NRC-Handelsblad werd hem door Janneke Wesseling gevraagd of hij opgelucht is dat de episode van het Stedelijk achter de rug is. Na een lange stilte antwoordt hij: “Ja – maar ik ben gaan nadenken waarom ik eigenlijk opgelucht ben. Misschien omdat ik zo’n rol of functie als directeur van dit museum door iets wat ik niet meer kan construeren als een vernauwing heb ervaren. Voor mij was het altijd normaal dat je, als je het hebt over een moderne kunstenaar, het dan tegelijk ook kan hebben over Giotto of Dürer. Daar is geen tegenstelling. Ik zie continuïteit. Ik heb het gevoel dat in de hedendaagse kunst dit besef aan het verdwijnen is, of dat deze benadering te complex is. Het is te complex in relatie tot wat de buitenwereld wil. Die wil instant gratification en een totale uitleg. Je ziet dat ook in de politiek. Alles moet direct begrijpelijk zijn. Aarzelingen worden niet geaccepteerd.”

Sinds 1962 is Rudi Fuchs publicist voor onder andere NRC-Handelsblad en Het Parool. In 1998 verscheen een bundeling van zijn columns met de titel Recht op schoonheid. Daarnaast verzorgde hij tot ver buiten onze landsgrenzen talloze publicaties en lezingen, waarvan een brede selectie is bijeengebracht in zijn in mei 2002 verschenen levenswerk Tussen kunstenaars.

De schrijver Rudi Fuchs is altijd trouw gebleven aan zichzelf en het motto dat zijn hoogleraar in Leiden, H. van de Waal, hem destijds meegaf:“Laten zien wat er is, dat is eigenlijk alles.” Tussen kunstenaarsbevat een rijke keuze uit stukken die Fuchs schreef over kunstenaars en hun werk, die hij als museumdirecteur gedurende vier decennia bezocht:“Voor ik iets ervan moet vinden, vond ik het interessanter om uit te vinden hoe dingen eruit zagen en hoe, met welke kunstgrepen, ze tot stand gekomen zijn.”

Rudy Kousbroek beschreef het unieke overzichtswerk van Fuchs als volgt: “Veelzijdig, oorspronkelijk, met een subtiel gevoel voor humor. 

Tussen kunstenaars. Een romance geeft een overzicht van een halve eeuw hedendaagse kunst, met: Van Gogh, Cézanne, Mondriaan, Munch, Schwitters, Miro, Baselitz, Kiefer, Dibbets, Judd, Kounellis, Immendorff, Penck, Schoonhoven, Gilbert & George, en vele, vele anderen, die door Rudi Fuchs liefdevol worden beschreven met zijn heldere stijl, opmerkingsgave en eruditie.

Tussen kunstenaars opent met een mooi essay over Pasolini, dat als een geloofsbelijdenis mag gelden. In zijn romance met de kunst toont Fuchs zich een bewonderende minnaar: “Echte dichters, kunstenaars in het algemeen, zijn mensen die heel dicht in de buurt komen van het hart van hun gevoelens, daar waar andere mensen allang van hun eigen sentiment schrikken en bang worden voor idioot versleten te worden.” Pasolini verzette zich met een verbeten moralisme tegen de dodelijke gelijkmatigheid van de door Amerika aangestuurde massacultuur en wierp zich op als hoeder van dialect en regionale traditie. Net zo keert Fuchs zich tegen de dictatoriale trekjes van de abstracte kunst, het modernisme als grote gelijkhebber en gelijkmaker. Voor Fuchs is de meeste goede kunst wel degelijk geworteld in specifiek culturele omstandigheden, regionaal hoeft niet provinciaal te zijn.

De romance van Fuchs speelt zich bij voorkeur af in het atelier van de kunstenaar. Zoals hij een schilderij benadert, zo benadert hij ook een kunstenaar: door middel van een nauwgezette beschrijving van zijn werkplaats. Dat is een vruchtbare houding. In het afzonderlijke schilderij ontdekt hij de verbanden en invloeden van kunst ver over de grenzen van scholen, stijlen en bewegingen heen; in het atelier van de kunstenaar komt hij op het spoor van de alchemie die tot het kunstwerk leidt, de hoogstpersoonlijke overwegingen en methodes van onderling zo verschillende schilders als Karel Appel, Kees de Goede, Marien Schouten en Arnulf Rainer. De kunstkritiek van Fuchs probeert niet-ideologisch te zijn, hij wil kunst en kunstenaar zien als een trefpunt waar allerlei herkenbare technieken en invloeden op een mysterieuze manier samenkomen in iets wonderbaarlijk nieuws. Het is juist dat mysterie dat de romance levend houdt.

Tussen kunstenaars is wellicht een atelier waar kunstenaars graag een tegenbezoek zullen afleggen, omdat ze er vinden waar ze zo naar verlangen: aandacht, nauwgezetheid, een scherp oog, een heldere geest, inzicht. Deze criticus heeft dat allemaal.

info: o.a. uit NRC-Handelsblad/recensie Bas Heijne